Science & Fiction

Actueel

Ga naar ‘Where the Wild Things are’

Naar aanleiding van de film Where the Wild Things are (Spike Jonze, 2009) dacht Jeroen Vermeulen, directeur van de masteropleiding Bestuurs- en organisatiewetenschap na over de wetenschap die hem vrolijk maakt. Hij hield een pleidooi voor wetenschappelijk onderwijs dat de wereld in gaat, naar ‘Where the Wild Things are’ en met ervaring uit die praktijk aan de slag gaat. Onderstaande tekst is een licht bewerkte versie van de inleiding die hij hield op de tweede avond van de filmreeks Science & Fiction: De vrolijke wetenschap en verscheen ook als blog op DUB.

Moed, verbeeldingskracht en liefde

Toen Max zijn wolfspakje aan had, en kattenkwaad uithaalde
en nog meer kattenkwaad
riep zijn moeder ‘Je bent een monster!’
en Max zei ‘Ik vreet je op!’
Toen moest hij zonder eten naar bed.

Zo begint het prentenboek Max en de Maximonsters van de schrijver Maurice Sendak, oorspronkelijk Where the Wild Things Are, want Sendak was een Amerikaan. Ik heb dit boek met prachtige tekeningen van Sendak zelf vaak voorgelezen aan mijn kinderen, net als veel ouders. 342 woorden in 43 zingende zinnen, onder 18 prikkelende prenten. Where the Wild Things are is ook de titel van de poëtische verfilming van het boek door regisseur Spike Jonze uit 2009.

Het is een verhaal over kind-zijn en je bekneld voelen door de regels die volwassenen je hebben gesteld – ‘zonder eten naar bed’. Het is een verhaal over de kracht van fantasie en de vrijheid die daarin schuilt.

Diezelfde avond groeide er een bos in de kamer van Max
het groeide en groeide
tot de bladeren van de zoldering hingen
en de muren de hele wereld werden.

En weg is Max. De hele wereld in. Where the Wild Things Are. Daar ontmoet hij monsters die zijn mening en oordeel willen. Die hem koning maken. Hij belooft hen een wereld zonder verdriet. Hij bouwt samen met hen verder aan de wereld. Of daar echt wat van komt doet er minder toe dan dat hij hen ziet en zij hem, en dat ze iets van elkaar leren. Angst is daarvoor niet de basis.

En toen hij kwam waar de Maximonsters wonen
stootten zij hun vreselijk gebrul uit en knarsten met hun vreselijke tanden
en rolden met hun vreselijke ogen en lieten hun vreselijke klauwen zien
tot Max riep ‘Koppen dicht!’

En zij zijn niet bang voor hem. Ze eten elkaar niet op. Ze houden van elkaar.
De monsters op hun eiland zijn het leven waar je naar toe wil maar niet naartoe mag, de wanorde, chaos, gevoelens, kakofonie. Onbeteugeld, ongeregeld. Waar wild gedanst wordt en waar wordt samengeleefd zonder elkaar te begrijpen. Waar ervaring wordt opgedaan, maar waar niet wordt opgevoed. Geen educatie. Tenminste, niet in de zin van educatie als ‘instrueren’. Wel educatie waar de ervaring centraal staat, verbonden met moed, verbeeldingskracht en liefde.

Educatie: ‘de hele wereld in’

Bestaat zo’n educatie in een wetenschappelijke opleiding, aan de universiteit, waar abstracte theoretische kennis het hart van is? Wel in De vrolijke wetenschap van Nietzsche: de Gaia Scienza. La gaia scienza van de Middeleeuwse, Provençaalse troubadour voor wie tekst en muziek een zijn, voor wie kunst en wetenschap samenkomen in hetzelfde woord: ‘scienza’. Nietzsches vrolijke wetenschap koestert de liefde, schuwt de passie niet, confronteert met pijnlijke en verontrustende inzichten. Het lacht, zingt en danst.
De vrolijke wetenschappelijke educatie is er op uit om sensitiviteit aan te leren. Zo benoemt de socioloog Bruno Latour in een recent boek – dat met de titel Facing Gaia zinspeelt op Nietzsche – wat nodig is: ‘to render ourselves sensitive, a capacity that precedes any distinction between the instruments of science, art and politics.’

Het is een educatie die vraagt dat onze studenten, en wijzelf, gaan naar ‘Where the Wild Things Are’. Dat is het leven waar we zelf ook wonen naast en samen met iedereen die, en alles dat, we niet begrijpen. Daar laat het leven zien waar onze theoretische indelingen, naast waardevol, begrensd en beperkt zijn. Dat is educatie die, volgens de Leuvense onderwijsfilosoof Jan Masschelein, doorgaat op de betekenis van het Latijnse woord e-ducere: uitleiden, naar buiten leiden. De hele wereld in.

Om vervolgens terug te keren, naar de veilige wereld van regels en orde. Maar wel anders: geleerd, ervaren, ‘educated’, niet bang om opgegeten te worden, maar wel hongerig.

en Max zeilde terug, wel een jaar lang,
week in, week uit,
en een hele dag door
en de nacht in van zijn eigen kamer
waar hij zijn avondeten vond
en het was nog warm.