Science & Fiction

Actueel

Utopie van de een, dystopie van de ander

Naar aanleiding van de film Dear Comrades! (Andrei Konchalovsky, 2020) stelde Ozan Alakavuklar zich vragen over idealisme en de verandering van bestaande structuren. In zijn ogen laat de film in ieder geval zien hoe de utopie van de een de dystopie van een ander kan worden, als idealen ‘geïnstitutionaliseerd worden’. Onderstaande tekst is een licht bewerkte, vertaalde versie van de inleiding die Alakavuklar hield op de tweede avond van de filmreeks Science & Fiction: Wie doet er mee?

 

Als organisatiewetenschapper ben ik geïnteresseerd in alternatieve vormen van organiseren en het organiseren voor sociale verandering van onderop. Als reactie op het dominante verhaal van business schools waarin bedrijven en markteconomie als belangrijkste oplossingmechanismen voor problemen gezien worden, word ik juist gedreven door het potentieel van transformatieve kennis die in samenwerking met sociale actoren zoals grassroots organisaties wordt geproduceerd. Daarom ben ik ook betrokken bij het leggen van verbindingen en netwerken buiten de standaard disciplines, zoals in het geval van ‘Anders Utrecht’, waarin academici en lokale organisaties samen komen om aan sociale verandering en transitie naar duurzaamheid van onderop te werken. Die motivatie komt ook terug in het masterprogramma ‘Organising Social Impact’ van ons departement. Hoe kan de universiteit een rol spelen in de samenleving en samen met relevante partners sociale verandering en impact te creëren?

De vraag over de rol van de universiteit en de grassroots maakt ook deel uit van een grotere wetenschappelijke en praktische puzzel over de strategieën van sociale verandering en organisatie. En daar zie ik een verband met de film Dear Comrades! Hoe kunnen we sociale verandering begrijpen door deze film en zijn hoofdpersonen? Het is de kracht van kunst dat er meerdere interpretaties mogelijk zijn, en de mijne is gebaseerd op hoe ik er als organisatiewetenschapper naar kijk. Dat is gebaseerd op een aantal concepten zoals die van prefiguratie en de institutionalisering van politiek en ideologie, en zal waarschijnlijk meer vragen opleveren dan antwoorden.

Gewenste toekomst; hier en nu

Het eerste concept dat ik wil beschrijven, is prefiguratie. Prefiguratie is het vooraf schtesen van de gewenste toekomst, hier en nu. Het heeft zich ontwikkeld als een beweging en reactie op de institutionele linkse politiek die van oudsher wordt gedomineerd door politieke partijen en/of vakbonden met hiërarchieën en structuren van bovenaf. Prefiguratie draait om horizontaliteit en onmiddellijke actie, gericht op verandering. Intentionele gemeenschappen, ecodorpen en kleine en lokale initiatieven zijn daar voorbeeld van.

Maar ook sociale bewegingen als Occupy, de Arabische lente of Gezi zijn voorbeelden van prefiguratie, waarbij het doel (het ideaal van een eerlijke en rechtvaardige samenleving) en de middelen (besluitvormingspraktijken, bestuursstructuren, economieën) goed op elkaar zijn afgestemd. Volgens Lara Monticelli (2021) hebben antikapitalistische bewegingen drie essentiële functies: verdedigen, herstellen en creëren: “defend subjects and spaces from capitalist expropriation and exploitation, restore spaces of former capitalist (re)production, or create ex novo new collective subjects and spaces through experimentation” (p. 107).

De vraag is hoe dergelijke prefiguratieve bewegingen instellingen zouden kunnen transformeren. In hoeverre kunnen zij reeds bestaande structuren zoals de staat, de markt, het gezin, de religie en de universiteit veranderen? Soms ontwikkelen ze zich tot revolutionaire partijen en proberen ze zich de staat toe te eigenen om sociale verandering te realiseren. Dan vinden er revoluties plaats en ontstaan er breuken. Volgens Erik Olin Wright (2013) is een breuk een andere strategie van sociale verandering, waarbij het oude wordt verslagen en het nieuwe tot leven komt met behulp van het staatsapparaat, via een top-down benadering. Uit de geschiedenis weten we dat dit soort sociale verandering hun eigen problemen kennen, die de aanvankelijke prefiguratieve idealen kunnen doen mislukken.

In reactie op de relatieve mislukking van prefiguratieve sociale bewegingen als Occupy en Gezi, beschrijven de filosofen Hardt en Negri in hun laatste boek Assembly (2017) een alternatieve strategie voor sociale verandering van onderop. Zij stellen dat de institutionele vorm van politiek (politieke partijen, vakbonden, etc.) sociale bewegingen, opstanden en grassroots organisaties moeten volgen. Mensen moeten samenkomen in assemblees om te beslissen hoe ze macht willen uitoefenen, en traditionele politieke organisaties moeten die macht uitvoeren. Dat is ook een kritische reactie op de institutionalisering van prefiguratieve idealen en top-down politiek. Naarmate de idealen geïnstitutionaliseerd raken, veranderen de staat, de partij en andere politieke structuren geleidelijk in bureaucratische structuren om de prefiguratieve idealen te beschermen, met het risico dat ze loskomen van de praktijk van sociale verandering.

Iemands utopie kan de dystopie van anderen worden

Terug naar de film Dear Comrades! Daarin zie ik een interessante, bekende paradox: de institutionalisering van idealen betekent ook dat iemands utopie de dystopie van anderen kan worden. Misschien zijn we daarvan getuige zijn als we kijken naar partijbestuurslid Lyudmila. Voor haar is de stalinistische orde de utopie die werkelijkheid werd, die in de praktijk welvaart en vrijheid bracht. Toch werd dat voor vele anderen juist een dystopie. Te midden van alle frustraties over de ontwikkelingen in de stad, en terwijl ze zich zorgen maakt over haar dochter, heeft ze daarover een confronterend gesprek met haar vader.

De spanning tussen prefiguratie en institutionalisering is ook zichtbaar wanneer de arbeiders in opstand komen tegen de staat en hogere lonen eisen. De staat die zogenaamd gebouwd is op de premisse van proletarische idealen. Diezelfde idealen mobiliseren de arbeiders, maar hun stem wordt met geweld onderdrukt.

Ideologie

In de film zien we hoe die spanning wordt ervaren door een toegewijd partijlid (en vertegenwoordiger van de staat). Wat maakt dat Lyudmila gelooft dat haar utopie nog steeds voor iedereen zou moeten gelden? Ideologie is het sleutelwoord hier – waarden, overtuigingen en veronderstellingen die vormgeven aan de manier waarop we de wereld en onze plaats daarin begrijpen. Ideologie biedt ons niet alleen een wereldbeeld, maar kan ook dienen om machtsverhoudingen te legitimeren of aan te vechten.

Je zou kunnen zeggen dat Lyudmila’s naïeve trouw aan de ideologie haar verblindt voor alle privileges die ze heeft, de onrechtvaaridgheid die om haar heen bestaat en de harde oplossingen die ze biedt. In zekere zin leeft ze in de institutionele vorm van ideologie, waaraan ze niet kan ontsnappen. Omdat ze trouw is aan het doel (een geïnstitutionaliseerde hoeder van idealen), verliest ze het contact met de middelen (socialistische idealen) die worden vertegenwoordigd door het protest van de arbeiders voor betere lonen. Misschien is dit het moment waarop ze beseft dat de staat als apparaat niet meer representatief is voor haar utopie, en begint ze te twijfelen aan haar waarden en idealen.

Uiteindelijk zouden we medelijden met haar kunnen hebben en kunnen zij hoe vast zij aan een geïnstitutionaliseerde ideologie zit. Maar, zo vraag ik me af, zijn wij zelf wel vrij van dergelijke geïnstitutionaliseerde ideologieën? Wat zijn, tegen de achtergrond van gewapende conflicten, klimaatrampen en sociaaleconomische ongelijkheid, onze strategieën voor verandering en ideologie? Als we, om me de filosoof Gramsci te spreken, nog steeds leven in een periode waarin ‘het oude sterft en het nieuwe niet geboren kan worden,’ wat zijn dan onze ideologieën, al dan niet geïnstitutionaliseerd, die kunnen helpen het nieuwe geboren te laten worden?

Ozan Alakavuklar is universitair hoofddocent en verbonden aan het Departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht.