Science & Fiction

Actueel

De verborgen kloof

Hoogleraar Arbeidsmarkteconomie prof. dr. Joop Schippers reflecteerde naar aanleiding van de film Elena (Andrey Zvyagintsev, 2011) op de kloof tussen rijk en arm. Onderstaande tekst is een licht bewerkte versie van zijn inleiding op de openingsavond van de filmreeks Science & Fiction: Mind the Gap op 16 mei.

 

Elena

 

 

 

 

 

Nederland: egalitaire inkomensverdeling, ongelijke vermogensverdeling

Dames en heren, wat gaan wij zo dadelijk zien in de film Elena? U bent wellicht al enigszins ‘ge-primed’- zoals psychologen dat zeggen – door de tekst over de film uit de folder. Meestal kloppen die teksten niet of zijn ze maximaal half waar. Dat is ook nu het geval. Ja, de film die we gaan zien, laat rijke en arme mensen zien, maar dat het specifiek een film zou zijn over “het doorgeslagen hyperkapitalisme in Rusland” is een claim die wat mij betreft niet wordt waargemaakt. Vraagt u zich bij verschillende scènes eens af of die zich ook in Chicago, Parijs, Berlijn of Warsaw hadden kunnen afspelen. Ik ben geneigd om te zeggen: ja, ook daar heb je rijke en arme wijken, luxe sportscholen en rafelranden waar je maar beter niet na zonsondergang kunt komen. Ook de tv die bij voortduring aanstaat en waar het vooral over consumeren (gezond of niet, waar voor je geld of niet) gaat, lijkt me niet typisch Russisch. En ook het gebruik van de creditcard in een relatief armoedige omgeving lijkt me niet exclusief voor Rusland waar de film speelt. Dat neemt niet weg dat de cijfers laten zien dat de inkomensongelijkheid in het post-Sovjettijdperk in Rusland aanzienlijk groter is dan bijvoorbeeld in Nederland. In die zin lijkt het hedendaagse Rusland sterk op de Sovjet Unie (al hebben we daarover slechts weinig noch betrouwbare inkomensstatistieken): een kleine oligarchie leeft in enorme luxe en het gemiddelde inkomensniveau ligt betrekkelijk laag.

Dat is Nederland anders: de inkomensverdeling is meer egalitair en er zijn minder extreme uitschieters aan de bovenkant. Op dat punt is in Nederland de afgelopen decennia ook niet zoveel veranderd. Wat wel is veranderd dat is de vermogensverdeling. Die is schever geworden, vooral onder invloed van de hoge rendementen op vermogen (denk aan aandelen en onroerend goed), waardoor de accumulatie van vermogen sneller verloopt. Desondanks is ook de vermogensongelijkheid in Nederland nog ruimschoots kleiner dan die in landen als de VS en Rusland.

Solidariteit, familie en verantwoordelijkheid

Ook de ‘grote’ thema’s die in de film aan de orde komen, zijn eerder universeel dan typisch voor één land:

  • ouders die hun kinderen ondersteunen en de vraag hoe ver ze daar in gaan;
  • vraagstukken van solidariteit: hoe ver strekt die zich eigenlijk uit? Tot je familie, je schoonfamilie, je vriendenkring, tussen generaties, de samenleving in bredere zin? En zo bekeken, zitten er dan toch enkele specifiek Russische elementen in de film.
    Zoals het volledig ontbreken van bescherming van niet-rokers tegen de walmen van de rokers en de stroomuitval in de wijk die toont dat de energievoorziening – typisch een collectief goed dat alleen tot stand komt als je er samen voor betaalt – niet op orde is, al komt ook dat in de VS regelmatig voor. Ook het leger als ultieme ‘werkgever’ (om niet te zeggen ‘afvalbak’) voor wie er niet in slaagt een (duurbetaalde) plaats in het hoger onderwijs te ‘kopen’ is geen exclusief Russisch verschijnsel. Boeiend en veelzeggend als het over solidariteit gaat, is de korte discussie over het verschil tussen onderwijs en gezondheidszorg en de bereidheid daar financieel aan bij te dragen. Gezondheidszorg kan ook in de verzorgingsstaten van West-Europa op veel meer maatschappelijke ‘goodwill’ rekenen dan onderwijs, en dan met name hoger onderwijs dat toch vaak nog als een luxe en vooral als ‘nice to have’ wordt gezien. Terwijl het vaak juist ook de pijler onder gezond gedrag en gezond oud worden is;
  • eigen verantwoordelijkheid: in hoeverre verdient een chips etend gezin dat een groot deel van de dag op de bank zit te gamen en geen aanwijsbare pogingen onderneemt om zelf de kost te verdienen ondersteuning? Die discussie ligt niet ver vandaan bij de Nederlandse discussie over de mate waarin je de sociale zekerheid moet richten op het prikkelen van zieken en werklozen om zo snel mogelijk weer aan de slag te gaan en uit hun uitkeringssituatie te raken;
  • bestaat er een ‘recht op voortplanting’, ook als je het nageslacht niet kunt onderhouden? De partner van Elena laat doorschemeren dat ‘types als haar zoon’ eigenlijk geen kinderen zouden moeten krijgen.
  • hoe gaan mensen om met gewichtige principes (zoals ‘wie niet werkt zal ook niet eten’) als het bijvoorbeeld je familie betreft? Gelden dan dezelfde (strikte) normen of is het dan plotseling anders? Of speelt hier wellicht vooral de macht van het geld en zijn al die mooie principes, zoals een van de hoofdpersonen het aanduidt “Biblical fairy tales” voor de armen en de dommen en is er dus geen ander principe dan het maximaliseren van je eigen financieel-economische voordeel?

Vanuit de Nederlandse context bekeken, zit er iets merkwaardigs aan de situering van de voornaamste karakters in de film. Een rijke vader en een jong volwassen dochter die duidelijk getalenteerd is, maar vooralsnog niet van zins lijkt al te veel verantwoordelijkheden in deze wereld op te pakken – dat is niet heel opvallend. Veel vreemder is het om een hardwerkende moeder die een behoorlijk pensioen heeft opgebouwd als professional in de zorg (vergelijkbaar met de hardwerkende Nederlander waar Rutte het regelmatig over heeft) te zien met een volwassen zoon die een gezin heeft met twee kinderen, maar geen werk en geen inkomen. Het is mij niet helemaal duidelijk geworden of de zoon wel of geen behoorlijke opleiding heeft en we weten ook niet precies wat zijn vader (een ander dan de huidige partner van Elena) voor de kost deed.

Opleidingsniveau, homogamie en ‘working poor’: de verborgen kloof

In Nederland loopt de kloof tussen arm en rijk in toenemende langs de lijn van opleidingsniveau.  Opleidingshomogamie (partnerkeuze op basis van gelijk opleidingsniveau) – een neveneffect van de emancipatie van de vrouw – doet daarbij een extra duit in het zakje en verdiept die kloof. Het soort gezinnen – beide partners werkloos, een kind dat niet wil deugen (ik chargeer nu bewust een beetje) – vind je in Nederland ook in bepaalde wijken, maar vaak is de werkloosheid dan ‘erfelijk’, zoals bijvoorbeeld in de mijnstreek of waar in de jaren zeventig en tachtig oude, versleten industrieën zijn verdwenen.

Neerwaartse sociale mobiliteit komt in Nederland niet zo veel voor, al neemt de vrees er voor toe – en terecht: al die academische ouders kunnen natuurlijk niet allemaal ‘toppers’ van kinderen voortbrengen. Maar met steun van de ouders komen die kinderen er vaak toch wel en vervallen ze niet in de uitzichtloze en deprimerende toestand waarin we het gezin van de zoon van Elena aantreffen. Een (betrekkelijk) egalitair en breed toegankelijk onderwijssysteem als het Nederlandse speelt daarbij een belangrijke rol: a. we proberen iedereen van een startkwalificatie te voorzien; en b. er zijn (vrijwel) geen financiële drempels.

Dat neemt niet weg dat in de Bijstand in Nederland laag opgeleiden oververtegenwoordigd zijn, net als allochtonen. En ook voor hen – zeker als ze wat ouder zijn – is het probleem dat ze er meestal moeilijk weer uitkomen. Niet werken, een uitkering genieten (voor zover ‘genieten’ aan de orde is), ondermijnt het zelfvertrouwen en werkt stigmatiserend. Nog los van het feit dat onderzoek laat zien dat arm zijn zoveel tijd kost dat je aan werk zoeken en het onderhoud van je kennis en vaardigheden amper toekomt.

Een bijkomend probleem is dat van de ‘working poor’. Nog steeds is het hebben van werk de beste garantie tegen armoede, maar met het oprukken van piepkleine deeltijdbanen, op- en afroepwerk en gedwongen zzp-schap voor bijvoorbeeld alfahulpen of bezorgers is – ook in Nederland – het verschijnsel van de werkende armen in opkomst: met het werk dat je doet, verdien je zo weinig en heb je zoveel kosten dat je er per saldo niet of nauwelijks van kunt leven. Mensen gaan dan baantjes stapelen of menen dat ze beter af zijn met een uitkering. Door het aanscherpen van allerhande – soms bizarre – eisen en verplichtingen is het leven met een uitkering in de meeste gevallen geen pretje en daarom zie je soms ook dat mensen daar van afzien en hun toevlucht nemen tot bedeling door bijvoorbeeld familie.

Stereotype gedrag – niet alleen in de film

Of de filmmakers het zo bedoeld hebben, weet ik niet. Maar opvallend is hoe zeer alle spelers vastzitten in en aan hun eigen stereotype gedrag. Een verwende, in rijkdom opgevoede dochter meent dat je in een dure ziekenhuiskamer waar je dik voor betaalt ongelimiteerd je eigen ding mag doen en dus ook mag roken. Een nietsnut van een zoon grijpt zowel bij tegenslag als bij een feestelijke gebeurtenis onmiddellijk naar de fles en een vrouw, opgegroeid in eenvoud en met verantwoordelijkheid voor zorgtaken, doet nog steeds overal het licht achter zich uit en pakt de nieuwe zorgtaken op, zodra ze zich voordoen. Dat stereotype gedrag zien we bijvoorbeeld ook in de bankensector, waar bestuurders en – moet ik tot mijn spijt zeggen – toezichthouders nog weinig van de crisis geleerd lijken te hebben. Zodra het weer een beetje beter gaat, komt het b-woord (bonussen) weer op tafel. Old habits never die ….