Science & Fiction

Man met een doorzichtige helm op

Actueel

Een catastrofe waarin alles mogelijk lijkt

De film El Perro Que No Calla (Ana Katz, 2021) laat zien hoe belangrijk de gevoeligheid voor catastrofe en traumatische dimensies die daardoor bloot komen te liggen, is voor het openbreken van onze collectieve verbeelding, aldus Wouter de Rijk. Het klimaat bevindt zich in een dergelijke catastrofe en we moeten de diep traumatische dimensies daarvan aanschouwen in plaats van onderdrukken, vermijden en normaliseren. Want catastrofes kennen ook momenten waarop de toekomst als het ware openbreekt en een volstrekt andere richting op zou kunnen gaan. Precies op dat punt kan El Perro Que no Calla ons wellicht helpen, zegt Wouter de Rijk. Onderstaande tekst is een licht bewerkte versie van de inleiding die hij hield op de tweede avond van de USBO filmreeks Science & Fiction: Terug naar de toekomst.

Maatschappelijk existentialisme

Voordat we het over El Perro Que no Calla, gaan hebben, wil ik jullie vragen om terug te denken aan een periode die inmiddels goeddeels verdwenen lijkt uit onze collectieve achteruitkijkspiegel. Vijf jaar geleden zag de wereld er rond deze tijd volstrekt anders uit. Los van het leed dat de corona-periode bracht, vraag ik jullie je terug te denken aan het moment van maatschappelijk existentialisme dat toen de kop op stak.

Ik kan me in ieder geval herinneren, dat ik behalve angst en onzekerheid, ook een bepaalde opwinding voelde door het besef dat het leven en de maatschappij zoals ik deze kende, ook fundamenteel anders konden zijn. Misschien hoefden we niet elke ochtend naar ons werk te gaan? Konden we dus toch opeens wel de uitstoot van CO2 terugdringen?

Dit gevoel vond ook haar neerslag in krantenartikelen en essays. Het wemelde tijdens het eerste jaar van de pandemie van bijdragen die stelden dat dit hét moment was dat tot radicale systeemverandering kon leiden. Het zou de katalysator zijn in het aanpakken van klimaatverandering, het anders inrichten van ons kapotte zorgsysteem of zelfs zorgen voor een totale omwenteling van de waarden die centraal staan in onze samenleving.

Glimp van collectieve trauma’s

In deze zin was de pandemie zonder twijfel een catastrofe: een wrede gebeurtenis die gaten sloeg in de symbolisch-linguïstische orde van alledaagse realiteit – dure woorden om te zeggen dat de combinatie van taal en symbolen waarmee we de realiteit vormgeven, korte tijd instabiel was en niet meer alle pijnlijke feiten van onze samenleving kon maskeren.

Tijdens de transitie van ‘het normaal’ naar ‘het nieuwe normaal’, konden we soms een glimp opvangen van de collectieve trauma’s die ons laat-kapitalistische politiek-economische systeem moet onderdrukken en vermijden om zichzelf in stand te houden. Denk bijvoorbeeld aan de volstrekte onmenselijkheid van een zorgsysteem ingericht op basis van economische logica. Aan de klassenverschillen die bloot kwamen te liggen door de verdeling van besmettings- en sterfgevallen.

Precies tussen ‘het normaal’ en ‘het nieuwe normaal’ en voordat we ‘teruggingen naar normaal’ – dus toen de pijnlijke en traumatische aspecten van de realiteit zichtbaar waren – viel het korte moment dat even alles mogelijk leek. De maatschappelijke richting die we in zouden slaan, was korte tijd even een collectieve, politieke keuze in plaats van een onafwendbare realiteit zonder alternatief.

Collectieve verbeeldingen

In mijn onderzoek naar collectieve verbeelding, toekomstvisies en klimaatbeleid, combineer ik psychoanalyse en politieke theorie. Ik richt me met deze combinatie precies op de radicale politieke potentie die besloten ligt in dat moment waarop er alternatieve collectieve verbeeldingen ontstaan. Momenten waarop de toekomst als het ware openbreekt en een volstrekt andere richting op zou kunnen gaan.

Daarmee heeft onze collectieve verbeelding een centrale plaats in mijn onderzoek. Collectieve verbeeldingen zijn de kern van hoe wij vormgeven aan het fenomeen dat wij ‘samenleving’ noemen. Het geeft – via taal en symbolen – betekenis en structuur aan ons bestaan. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan een construct als ‘nationaliteit’. Die collectieve verbeelding is zowel een kracht die tot bevriezing en bevestiging van de status quo kan leiden, als tot sociale verandering.

En waar hebben we begrip van de werking van collectieve verbeelding meer nodig dan rond klimaatverandering? Al minimaal 50 jaar weten we welke richting we op gaan én toch lukt het niet om een andere weg in te slaan, een andere toekomst vorm te geven. In mijn onderzoek probeer ik te begrijpen hoe we collectieve verbeeldingen rond ecologie en klimaatverandering kunnen bewegen van stilstand naar creativiteit en verandering.

Gevoeligheid voor catastrofe is cruciaal

Op dit punt vraag ik jullie even terug te denken aan de corona-catastrofe, aan het moment dat alles wat gisteren ‘normaal’ leek, opeens volstrekt absurd, arbitrair, gewelddadig en pijnlijk bleek te zijn. In mijn onderzoek kom ik tot de bevinding dat gevoeligheid voor catastrofe en de traumatische dimensies die daardoor bloot komen te liggen, cruciaal is voor het openbreken van onze collectieve verbeelding.

Het klimaat bevindt zich al in een catastrofe, zij het een catastrofe die zich langzaam voltrekt en waar wij op het eerste gezicht misschien weinig van merken. Maar denk eens aan de eilanden die nu verdwijnen, de weers-extremen, de bosbranden die steeds vaker razen. We moeten de diep traumatische dimensies van deze catastrofe aanschouwen in plaats van onderdrukken, vermijden en normaliseren.

Het is op dit punt dat El Perro Que no Calla van Ana Katz ons wellicht kan helpen. De film neemt ons middels een serie van vijf vignetten mee door het leven van Sebastian, een, door zijn gevoeligheid, atypische man. Een man die ingaat tegen wat de samenleving van mannen verwacht. En juist door de stille focus op zijn gevoeligheid komt de volstrekte absurditeit van bepaalde aspecten van de status quo op de voorgrond te staan.

De vijf episodes in Sebastians leven – geschoten in sereen zwart-wit – gaan allemaal gepaard met een grotere of kleinere, een persoonlijke of collectieve catastrofe, met traumatische dimensies. Máár: regisseur Katz laat het traumatische aspect van de catastrofes nooit direct zien In plaats daarvan zien we hoe Sebastian met de trauma’s omgaat. Hij ontkent of bevecht ze niet, hij ondergaat ze en voelt en leeft erdoorheen. Hierdoor beleeft hij de absurditeit van het leven, zonder direct te grijpen naar de veiligheid van de betekenis van de status quo. En bijzonder genoeg, geeft hem dat een zekere vrijheid, hoewel het duidelijk niet makkelijk of pijnloos voor hem is.

Absurditeit

We komen als kijker ook subtiel in aanraking met economische ongelijkheid, uitbuiting en de vijandige omstandigheden waarin mensen die behoren tot de arbeidersklasse vorm trachten te geven aan het leven. Opnieuw is het, door de confrontatie met Sebastians gevoeligheid, de absurditeit die hier zichtbaar wordt.

Wanneer dan een ultieme collectieve catastrofe toeslaat – die zonder twijfel doet denken aan een combinatie van corona en de klimaatcatastrofe – beleven we deze met Sebastian: stil, emotioneel en daardoor gevoelig voor de pijnlijke realiteit én het absurde daarvan. Het is daardoor tragisch én hilarisch.

Wat als we met Sebastians ogen naar de huidige klimaat-catastrofe konden kijken? Welke pijn en absurditeit zouden we dan zien? Zou dat een opening kunnen vormen tussen ‘het normaal’ en ‘het nieuwe normaal’? Zou dat onze toekomst kunnen openbreken en vrij baan kunnen geven aan alternatieve collectieve verbeeldingen?

Wouter de Rijk is als promovendus verbonden aan het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO). Vanuit het perspectief van de Kritische Bestuurskunde doet hij onderzoek naar klimaatverandering, instituties en verbeelding. Welke ruimte en stimulans kunnen alternatieve sociale verbeelding en futuring bieden voor klimaat- en milieubeleid van de overheid?